Het is geen toeval dat in de westerse wereld de eerste twee dimensies van Hofstedes cultuuronderzoek, de machtafstandsindex (lage tot hoge machtafstand) en individualisme-collectivisme, evenals de bijbehorende scores (lage machtafstand en hoog individualisme), op weinig weerstand zijn gestuit. Die passen nu eenmaal goed bij democratische markteconomieën. Maar met de derde dimensie, masculiniteit-femininiteit, ligt het anders:
“Van de vijf dimensies van nationale culturen is Masculiniteit-Femininiteit de meest controversiële gebleken. Dit is niet alleen een kwestie van het etiket (gebruikers zijn tenslotte vrij om de dimensie anders te noemen: prestatie-tegenover samenwerkingsgericht, bijvoorbeeld), maar vooral ook van het inzicht dat nationale culturen drastisch verschillen op de waarden die met deze dimensie verband houden.” (*1)
De mate van acceptatie van deze dimensie blijkt ook nog per land te kunnen verschillen en hangt samen met de verkregen score. Landen die hoog scoren op femininiteit, zoals Nederland en de Scandinavische landen, hebben hier weinig moeite mee.
Wie bij het lezen hiervan wel degelijk weerstand voelt opkomen zou eens kunnen kijken naar de drie volgende Nederlandse cultuurkenmerken.
Nederland polderland
Dat wij in Nederland van oudsher problemen oplossen door overleggen en samenwerken heeft alles te maken met de strijd tegen het water. Om die reden en omdat het net zo typerend is voor ons land als de polders, zijn we dit eerst het poldermodel gaan noemen en er uiteindelijk het werkwoord polderen voor gaan gebruiken. Polderen wordt terecht als een deel van de Nederlandse cultuur beschouwd.
Kampioen deeltijdwerken
Nederland is kampioen deeltijdwerken. Dat we dit ook als een cultuurkenmerk moeten beschouwen, blijkt wel uit het feit dat het zo hardnekkig is. Want zelfs nu er overal problemen ontstaan door de krapte op de arbeidsmarkt, lukt het niet om deze deeltijd-mindset te doorbreken. Illustratief is dat het voornemen van de overheid om vrouwen meer te laten werken door de kinderopvang goedkoper dan wel gratis te maken, volgens onderzoekers doorkruist zal worden door een averechtse reactie van veel vrouwen hierop, namelijk om vanwege dit financiële voordeel minder te gaan werken.
Zesjesmentaliteit
Ook de zesjesmentaliteit die in ons onderwijs heerst, wordt als typisch Nederlands beschouwd. Goede leerlingen temperen hun inspanningen, om vooral niet een te hoog cijfer te halen. Je maakt je er niet populair mee, want je moet je hoofd niet te ver boven het maaiveld uitsteken. En je wordt er ook niet op een andere manier voor beloond. Een zesje is goed genoeg, dus waarom al die tijd aan huiswerk verspillen, terwijl er zoveel leukere dingen zijn om te doen?
De meest omstreden cultuurdimensie van Hofstede
Polderen, deeltijdwerk, zesjesmentaliteit zijn Nederlandse cultuurkenmerken waar we niet omheen kunnen. Ook wie het graag anders zou willen zien, bestrijdt niet dat dit zo is.
Dit zijn kenmerken van een cultuur die een grote waarde toekent aan samenwerking en kwaliteit van leven Als Hofstede op basis van zijn fameuze cultuuronderzoek concludeert dat de Nederlandse samenleving feminien is, is dat precies wat hij bedoelt. Op masculiene waarden als competitie en prestatiegerichtheid scoren feminiene landen laag, althans lager dan masculiene landen.
Terwijl het probleem hem in Nederland misschien meer zit in de naam dan in de inhoud, is dat zeker niet overal het geval. Hofstede heeft zelf ook geconstateerd dat masculiniteit-femininiteit de meest controversiële van zijn cultuurdimensies is en dat dit niet alleen door de naamgeving komt, maar ook doordat men moeite heeft te erkennen dat culturen inderdaad zo sterk van elkaar verschillen in masculiene en feminiene waarden.
Omstreden naam
Wat de benaming betreft doet Hofstede critici de suggestie aan de hand om deze cultuurdimensie prestatie- versus samenwerkingsgericht te noemen. Daarmee heeft hij inderdaad twee centrale kenmerken te pakken, maar niet twee die op zichzelf een tegenstelling vormen. Prestatie en samenwerking kunnen juist heel goed samengaan.
Competitie versus samenwerking zou daarom een beter idee kunnen zijn. En als we het argument ‘kwaliteit van leven’ om voor deeltijdwerken te kiezen als uitgangspunt nemen, kunnen we uitkomen op een tegenstelling presteren (meer verdienen door meer te werken) tegenover kwaliteit (kwaliteit van leven, meer vrije tijd door minder te werken). Daar valt dan weer tegenin te brengen, dat in algemene zin presteren en kwaliteit natuurlijk ook weer geen tegenstelling vormen.
Terloops heeft Hofstede trouwens zelf een ander, heel acceptabel alternatief voor masculien en feminien geïntroduceerd. In verschillende passages heeft hij het namelijk over harde en zachte culturen.
Maar laten we ons niet teveel door de naamgeving laten afleiden. Het gaat tenslotte om de inhoud. Begrijpen wat er met deze dimensie bedoeld wordt en vervolgens de onderzoeksresultaten voor je eigen land kunnen accepteren is vaak al moeilijk genoeg.
Omstreden inhoud: ‘politiek incorrect’ en ‘taboe’
De acceptatie van de onderzoeksresultaten en van het bijbehorende “etiket” voor de cultuur, blijkt samen te hangen met de uitslag. “Het is interessant om te zien dat de dimensie vooral politiek incorrect is in masculiene culturen, zoals de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, maar niet in feminiene culturen als Zweden en Nederland. Taboes zijn krachtige manifestaties van culturele waarden.” (*2)
Deze cultuurdimensie mag dan in Nederland op zich niet taboe zijn, de vraag is of we ons het cultuurverschil dat er mee samenhangt en de consequenties daarvan wel echt realiseren. Nederland is sterk op de VS en het VK geörienteerd. Vóór de Brexit werd Nederland beschouwd als het EU-land dat bij interne discussies het meest de kant van het VK koos. Ook is Nederland van alle niet-Engelstalige landen het meest en best Engelssprekende en wordt het praktisch als een tweetalig land beschouwd. Misschien dat het daarom toch wat moeite lijkt te kosten om dit cultuurverschil echt onder ogen te zien.
Toch spreken de feiten voor zich en scoort Nederland, overigens samen met de Scandinavische landen, veel lager dan de Angelsaksische landen op wat Hofstede de MAS-index noemt. (De MAS-index meet de masculiniteit van een cultuur. Een hoge score betekent masculien, een lage score feminien.)
Wat betekent de cultuurdimensie masculiniteit-femininiteit?
Masculien staat voor waarden die traditioneel als mannelijk worden gezien: assertief, hard, competitief en prestatiegericht, meer gericht op materieel succes. In een masculiene cultuur worden deze waarden zowel door mannen als door vrouwen hoger gewaardeerd.
De masculiniteit van een cultuur komt tot uiting in een grotere geldingsdrang en eerzucht en een grotere waarde die wordt gehecht aan carrière maken. Dit geldt vooral, maar niet uitsluitend voor mannen.
Feminien staat voor waarden die traditioneel als vrouwelijk worden gezien: bescheiden, zacht, teder, zorgzaam, met aandacht voor relaties, voor de leefomgeving en de kwaliteit van het bestaan. In een feminiene cultuur wordt meer waarde gehecht aan solidariteit en samenwerking. Dit geldt zowel voor vrouwen als voor mannen.
Nog wat verduidelijking
Hofstede kiest er bewust voor om deze dimensie niet mannelijk-vrouwelijk te noemen en gebruikt de termen masculien en feminien voor de sociaal en cultureel bepaalde rollen, niet voor het biologische verschil tussen mannen en vrouwen, dus “een man kan zich feminien gedragen en een vrouw masculien.” (*3) Feminien moet ook niet worden opgevat als feministisch, want ook culturen waarin mannen en vrouwen (zo goed als) gelijk zijn, zoals de VS en het VK kunnen hoog scoren op masculinitiet (en doen dat ook in dit geval.)
Nog wat meer verduidelijking
Verwarrend aan deze dimensie is wel dat ook landen met een grote man-vrouw-ongelijkheid hoog scoren op masculiniteit.
Maar ook in masculiene culturen met een kleine man-vrouw-ongelijkheid zijn de verschillen in waarden en gedrag tussen mannen en vrouwen veel groter dan in feminiene culturen, waar deze verschillen zelfs vrijwel afwezig kunnen zijn.
Als we de MAS-scores van mannen en vrouwen apart bekijken valt op: “dat van de meest feminiene (zachte) naar de meest masculiene (harde) landen de waarden van zowel vrouwen als mannen harder werden, maar dat het verschil bij mannen groter was dan bij vrouwen.” Om precies te zijn anderhalf keer zo groot. Met andere woorden: “De waarden van vrouwen verschillen van land tot land minder van elkaar dan die van mannen...” (*4)
Dat betekent dus dat in masculiene culturen vrouwen weliswaar duidelijk minder masculien zijn dan mannen, maar tegelijk masculiener dan vrouwen in feminiene culturen, sterker nog, ze kunnen zelfs masculiener zijn dan mannen in feminiene culturen.
Maar last but not least: uiteindelijk bepaalt iemands persoonlijkheid of en in hoeverre iemand deze ‘culturele programmering’ volgt, bijstelt of negeert. Ook in masculiene culturen kunnen mannen heel feminien zijn en ook in feminiene culturen kunnen vrouwen heel masculien zijn. (*5)
Kortom, Hofstedes cultuurtypologie leent zich niet voor simpele stereotypering, zeker niet op individueel niveau. Maar op organisatieniveau zijn nationale cultuurverschillen zeker een factor om rekening mee te houden, zoals in het geval van multinationale ondernemingen (waar immers ook de basis lag voor Hofstedes cultuuronderzoek.)
Bij de opening van een vestiging in een ander land of bij bemoeienis van het management uit het moederland met een lokale vestiging kan bewustzijn van deze cultuurverschillen heel behulpzaam zijn.
Binnenkort meer over masculien en feminien management en leiderschap.
Allemaal andersdenkenden, Hofstede, Hofstede en Minkov, Uitgeverij Contact Amsterdam/Antwerpen, 2011
(*1) Hofstede, p.151 >terug naar citaat
(*2) Hofstede, p.151 >terug naar citaat
(*3) Hofstede, p.144 >terug naar citaat
(*4) Hofstede, p.155 >terug naar citaat
(*5) Hofstede, p.144-147 >terug naar tekst