meeting240.jpg

Bespreking van het rapport 'Ze kunnen niet meer spellen' van de Nederlandse Taalunie door Jan T'Sas (Faculteit Sociale Wetenschappen – Antwerp School of Education) in Taalschrift 10-10-2011

“De mails die ik ontvang, staan vol dt-fouten. En hoofdletters, punten of komma’s kennen ze helemaal niet meer!” Hoe vaak hoor of lees je niet dat jonge mensen niet meer kunnen spellen? Maar klopt dat wel? En is dat het enige probleem? In haar gloednieuw rapport ‘Ze kunnen niet meer spellen’ geeft de Nederlandse Taalunie antwoord.

Van een bewering die zo vaak terugkeert als ‘Ze kunnen niet meer spellen’ verwacht je dat ze op harde cijfers berust. Maar dat valt tegen. ‘Er zijn amper wetenschappelijk verantwoorde cijfers over spellinggebruik te vinden’, luidt het in het nieuwe spellingrapport van de Nederlandse Taalunie. “Het is inderdaad scharrelen”, zegt projectleider Rik Schutz van de Taalunie. “Door dat gebrek aan harde gegevens durft geen enkele deskundige harde uitspraken te doen over de spellingbeheersing van jongeren. Enkele onderzoekers formuleren een voorzichtig vermoeden dat leerlingen die de voorbije jaren het basisonderwijs verlaten hebben, iets slechter spellen dan leerlingen van tien of twintig jaar geleden. Maar ze gaan niet verder dan ‘misschien is de beheersing van de spelling de voorbije tien jaar lichtjes afgenomen ’.”

Geen algemene conclusies

Er zijn amper keiharde, wetenschappelijk verantwoorde, cijfers over spellinggebruik te vinden.

Van de cijfers die wel beschikbaar zijn, word je niet meteen pessimistisch. Zo blijkt uit een peiling in 1988 dat leerlingen aan het eind van de basisschool veel beter zijn in werkwoordspelling dan gedacht wordt. 77% van de leerlingen uit de hoogste klas van het basisonderwijs spelde alle werkwoordsvormen in een toets correct. Dat percentage was in 2010 nog altijd hetzelfde, zo meldt het nieuwe spellingrapport van de Taalunie. En in een rapport van het Nederlandse Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling (Cito) uit 1999 lezen we dat er qua spellingvaardigheid niet veel veranderd is vergeleken met de periode daarvoor. “Maar als spellingvaardigheid al gemeten wordt, dan gebeurt dat op uiteenlopende manieren”, nuanceert Rik Schutz. “Ook dat maakt het moeilijk om algemene conclusies te trekken over de spellingkwaliteiten van leerlingen in de loop der jaren.”

Snel bergafwaarts

Of er dan niets aan de hand is? Toch wel. Zeker is dat leerlingen slechter spellen naarmate ze ouder worden. Zo legden meer dan 600 eerstejaarsstudenten uit de lerarenopleiding van de Karel de Grote Hogeschool in Antwerpen vorig jaar een spellingtest af. Hun gemiddelde voor de werkwoordspelling was minder dan 64%, een stuk onder de eerder genoemde 77% van twaalfjarigen. Het ging dan wel niet om een en dezelfde toets (beide onderzoeken hadden niets met elkaar te maken), maar toch. “Na de basisschool gaat het met de werkwoordspelling inderdaad snel bergafwaarts”, knikt Rik Schutz. “Daardoor beheersen leerlingen de werkwoordspelling op hun achttiende slechter dan op hun twaalfde. We weten niet helemaal zeker hoe dat komt.”

Geen drill & practice meer

Zou het aan de tijd kunnen liggen die scholen aan spellingonderwijs besteden? Die loopt zowel in Nederland als in Vlaanderen nogal gelijk: in de basisschool krijgen de leerlingen zes à zeven uur per week taalles. Anderhalf uur daarvan is gereserveerd voor spelling en interpunctie. Rik Schutz: “Tien jaar geleden vond de inspectie dat voldoende. Sindsdien besteden scholen er niet meer,  maar ook niet minder tijd aan. Daar zal het dus niet aan liggen. Wat we wel weten, is dat leerlingen in het secundair/voortgezet onderwijs nog weinig echte spellingpraktijk krijgen.  Het lijkt er minder belang te hebben. De middelbare scholieren moeten weliswaar nog altijd de spellingregels kennen, maar er is geen ‘drill and practice’ meer. Ik betreur dat niet per se, ik stel het  simpelweg vast.”

Minder aandacht in andere lessen?

Nederlandse toetsresultaten tonen aan dat leerlingen die algemeen vormend onderwijs volgen, beter spellen dan leerlingen in een beroepsgerichte studie, zo lezen we in het nieuwe spellingrapport. Nemen leraren in richtingen zoals havo/vwo in Nederland en aso in Vlaanderen spelling dan ernstiger dan hun collega’s in beroepsgericht onderwijs? Schutz: “Daarover hebben we geen concrete gegevens. Wel hebben we de indruk dat scholen tegenwoordig minder aandacht besteden aan de spelling van leerlingen bij andere schoolvakken dan het vak Nederlands.  Verder lijken leerlingen zelf veel meer teksten te produceren in de vorm van werkstukken dan enkele decennia geleden.”

Meer schrijven, meer fouten

Dat is een belangrijke, zelfs verrassende vaststelling: we schrijven met z’n allen veel meer dan vroeger. Schutz: “Dat is een trend in alle beroepen. Een schoonmaker hoefde vroeger nauwelijks te schrijven, nu moet hij bijvoorbeeld mails sturen of korte nota’s schrijven. Jonge mensen schrijven volop via de digitale media. Overal circuleren er meer geschreven boodschappen. Daardoor lijkt het alsof er meer fouten geschreven worden. We zien er gewoon meer. Toch zijn bijvoorbeeld dt-fouten van alle tijden en vooral: van alle bevolkingslagen.“

Wat is klankzuiver?

En het spellingonderwijs zelf? Hoe zit het daarmee? Hier signaleert de Taalunie een pijnpunt: kinderen leren op allerlei manieren spellen, maar niemand schijnt te weten wat de beste manier is. “Er bestaat ook geen eenvormige terminologie in spellingonderwijs en -didactiek”, voegt Schutz toe. “Neem nu het begrip ‘klankzuiver’. Daar bestaat geen algemeen aanvaarde definitie van. Methodes spreken over luisterwoorden, weetwoorden, regelwoorden, analogiewoorden en ‘net-als-woorden’ zonder dat je precies weet wat die begrippen betekenen. Misschien zijn sommige termen synoniemen van elkaar, misschien ook niet. “

Przewalskipaard

Het blijkt ook lang niet duidelijk welke woorden leerlingen op welke leeftijd moeten kunnen spellen. “Alle taal- en spellingmethodes bevatten spellingcategorieën”, verklaart Rik Schutz, “bijvoorbeeld woorden met dubbele medeklinker of woorden op –st. Maar voor elke categorie geven die methodes slechts enkele voorbeelden, waardoor onduidelijk blijft wat een spellingcategorie precies behelst. Complete woordenlijsten vinden we nergens.” Of die dan zo belangrijk zijn? “Zeker. Daarmee kun je per woord aanduiden tot welke categorie(ën) het behoort. Bovendien kun je per onderwijsniveau aangeven welke woorden de leerlingen moeten kunnen spellen. Nu moeten leerlingen vaak woorden leren spellen waar ze niet aan toe zijn of die ze in het dagelijks leven nooit zullen moeten schrijven. Van ‘consciëntieus’ tot ‘przewalskipaard’. Voorts lijkt het me erg zinvol dat we gaan differentiëren op basis van spellingniveaus. Dat zou in alle spellingmethodes en in elk schoolvak moeten zitten.”

Dubbel gepakt

Voor het vak Nederlands willen leerlingen extra aandacht besteden aan hun spelling. Maar eenmaal daarbuiten loopt het vaak stevig mis. Daarom is in de Nederlandse Tweede Kamer onlangs een motie goedgekeurd om het eindexamen van leerlingen voor niet-taalvakken ook te beoordelen op spelling. “Dat betekent niet dat de examens er in juni al anders gaan uitzien”, aldus Rik Schutz. “Wel gaat men de wenselijkheid ervan nu onderzoeken. Ik voorspel dat het lastig zal worden. Organisatorisch is het niet simpel, veel last komt bij de leraar Nederlands te liggen en zwakke spellers worden dubbel gepakt. Het is bovendien niet omdat een ingenieur slecht spelt, dat hij geen goed ingenieur zou zijn. Daarmee moet bij het toetsen ook rekening worden gehouden.”

Anderstalig

Rik Schutz: “Mensen nemen het niet te nauw met de spellingregels als ze mailen, chatten of sms’en. Die houding heeft effect op correct spellen in het algemeen.”

Spellen jongeren minder goed of zijn ze minder taalvaardig in het algemeen? Rik Schutz: “Spelling blijft een deelvaardigheid, maar toch focust de samenleving er sterk op. Verder denk ik dat er te veel veralgemeend wordt. Mails die vol fouten staan? Veel mensen beschouwen een mail als iets tussen spreek- en schrijftaal en nemen het daarom niet zo nauw met de spellingconventies. Er zijn tal van factoren die in dit verhaal meespelen: het onderwijs is gedemocratiseerd, de omgangsvormen zijn informeler geworden en we raken gewend aan nieuwe schrijfstijlen, zoals chat of sms. In scholen met veel anderstalige leerlingen valt op dat leerkrachten spelling niet durven los te laten, ook al blijven begeleiders pleiten om in te zetten op mondelinge vaardigheden. Je merkt in scholen dat de spellingsoefeningen van a tot z worden gemaakt, maar dat oefeningen die meer gericht zijn op begripsvorming of communicatieve situaties stiefmoederlijk worden behandeld.”

Spellingchecker

Uit het rapport blijkt ook hoe dubbelzinnig er wordt omgegaan met elektronische spellinghulp. Rik Schutz: “Voor de spelling van heel moeilijke woorden zijn er hulpmiddelen genoeg. Hoeveel mensen zouden trouwens uit het hoofd weten hoe je een woord als ‘przewalskipaard’ spelt? Maar in het onderwijs mogen leerlingen die hulpmiddelen, zoals de spellingchecker, vaak niet gebruiken. Verder volstaat een spellingchecker niet om een algemeen kwaliteitsniveau te bereiken. Dt-fouten laat een spellingchecker bijvoorbeeld meestal staan. Toch pleit ik ervoor om kinderen en jongeren te leren werken met al die hulpmiddelen én tegelijk te werken aan een verbetering van hun spellingattitude.”

Chat en sms

Een dimensie die herhaaldelijk in het rapport aan bod komt, is die van attitude. Willen jongeren wel correct spellen? Rik Schutz: “De factor ‘register’ is hier erg belangrijk. Voor vele van mijn Vlaamse leeftijdgenoten is het normaal om in registers te spreken: dialect in de ene situatie, tussentaal of standaardtaal in de andere. In Nederland heeft dat altijd minder gespeeld. Misschien is dat registerverschil nu ook in de geschreven taal gaan leven? Mensen nemen het niet te nauw met de spellingregels als ze mailen, chatten of sms’en. Die houding heeft misschien effect op correct spellen. Er zijn aanwijzingen dat in het secundair/voortgezet onderwijs geen cultuur van het formele schrijfregister als norm bestaat.”

 ‘Dt-fout toegestaan’

Sommige onderzoekers wijten foutief spellen aan de werking van ons brein. Zo heeft prof. Dominiek Sandra van de Universiteit Antwerpen bewezen dat ons woordgeheugen ons geregeld in de luren legt bij het schrijven van werkwoorduitgangen, zeg maar d, t en dt. Je kunt er volgens Sandra dus eigenlijk niet altijd iets aan doen als je een spelfout maakt. Rik Schutz: “Ik ga een onderzoeker als prof. Sandra niet tegenspreken, maar maatschappelijk gezien kunnen we het ons niet veroorloven te zeggen: dt-fouten, jammer, maar er is nu eenmaal niets aan te doen. Dat zet de deur open voor spellinganarchie. We mogen als samenleving best eisen dat mensen correct spellen. Onderwijs moet aanleren wat juist en niet juist is. In het verkeer zie ik de laatste tijd steeds vaker bordjes met het opschrift ‘bij rood licht rechts afslaan toegestaan aan fietsers’. Dat is een pragmatische ingreep geweest, want de meeste fietsers deden dat toch al. Maar bordjes met ‘dt-fout toegestaan’ omdat ze nu eenmaal worden gemaakt, zie ik liever niet komen. Wel is er meer onderzoek nodig naar spellingdidactiek die meer aansluit bij het woordgeheugen. Kinderen leven in een andere wereld dan hun ouders of leraren. Ik vind het niet meer dan normaal dat het spellingonderwijs hun leefwereld meer opzoekt.”

Leerstijlen

En de rol van de school? Rik Schutz: “Die mag gerust meer werken aan een cultuur van correct schrijven. Een cultuur van ‘Soms doet het er echt toe’, ook in de communicatie tussen school en derden. Brieven van de school aan ouders, om maar iets te zeggen, wemelen soms van de spelfouten. Ik heb wel het idee dat die cultuur van correct schrijven aan het groeien is. In Vlaanderen moet elke school sinds kort een taalbeleid voeren. Dat heeft ongetwijfeld een positief effect. Ten slotte durf ik niet te zweren bij een meer inductieve of deductieve aanpak van spellingonderwijs. Dan bots je op verschillende leerstijlen. Er zijn mensen die zeggen: zet mij maar in een buitenlands café en ik pik de taal zo wel op. Heel inductief en communicatief. Andere, deductief gerichte mensen zeggen: geef mij maar gewoon een boekje waarin alle taalregels staan en ik leer het zo wel. Kortom, je zit met verschillende leerstijlen en dat impliceert verschillende didactieken. Het zal wel om evenwicht gaan.”

Lees meer over taal: Het belang van taal